De Smokkel

De grootschalige smokkel van Joodse kinderen uit Amsterdam naar de provincie wordt in de geschiedschrijving het kinderwerk genoemd. Onder die naam zijn in 1943 naar schatting meer dan duizend Joodse kinderen van een wisse dood gered. Vier verzetsgroepen houden zich bezig met dit kinderwerk. In een roerig en gevaarlijk Amsterdam, waar de Duitse bezetter in een jaar tijd de Joodse gemeenschap van 80.000 zielen wil wegvagen, worden Joodse ouders benaderd met de vraag of ze hun kinderen in veiligheid willen brengen. Soms staan ouders hun kinderen thuis al af voordat ze worden opgepakt. Maar de meeste kinderen worden uit de crèche tegenover de Hollandsche Schouwburg aan de Plantage Middenlaan gesmokkeld. Daar zijn ze na een razzia opgeborgen, wachtend op deportatie naar de vernietigingskampen.

De reddingsacties worden vaak uitgevoerd door jonge vrouwelijke studenten die de kinderen naar onderduikadressen in de provincie brengen. Friesland neemt in deze bijzondere geschiedenis een prominente plek in. Het is niet alleen de eerste regio waar kinderen naartoe gaan, Friesland neemt ook het grootste aantal op.

1919

Piet Meerburg

Het eerste contact met Friesland wordt gelegd door de 23-jarige Piet Meerburg, student en één van de aanvoerders van de verzetsgroep ASG (Amsterdamse Studenten Groep). Al in de zomer van 1942 reist Piet Meerburg naar Leeuwarden op zoek naar onderduikadressen. Daar geloven ze niet dat in de hoofdstad massaal Joden worden opgepakt en afgevoerd.

1911

Mia Coelingh

Eind 1942 treft Piet Meerburg de hervormde hulp-predikante Mia Coelingh uit Sneek. Ze zijn familie van elkaar. Piet vertelt dat hij Joodse kinderen onder wil laten duiken in Friesland. Mia roept de hulp in van twee andere geestelijken in Sneek, de doopsgezinde predikant Willem Mesdag en kapelaan Gérard Jansen. Onder aanvoering van deze drie zullen in 1943 vele Joodse kinderen in Sneek en omgeving in veiligheid worden gebracht.

1896

Willem Mesdag

De pastorie en de Doopsgezinde kerk van Willem Mesdag krijgt een centrale rol in de smokkel. Na een lange bange reis van Amsterdam naar Friesland, komen de kinderen hier eerst even op verhaal. Daarna worden ze naar hun onderduikfamilie gebracht in Sneek of in een dorp in de buurt. Bij onraad verstoppen Mesdag en zijn vrouw de kinderen in de kerk, op de zolder of achter het orgel. Er wordt nooit een kind door de Duitsers gevonden.

1905

Gérard Jansen

Vaak na de preek of de eucharistieviering benaderen de drie geestelijken hun gemeenteleden om kinderen in huis te nemen. Gérard Jansen gaat naar verluid zelfs zover dat hij parochianen in de biechtstoel ernaar vraagt. De kapelaan is zeer actief in de onderduikhulp. Naast zijn contacten met Coelingh en Mesdag ontstaat er rond hem ook nog een ander netwerk van helpers.

1919

Iet van Dijk

De jonge medicijnstudente Iet van Dijk is dag en nacht in touw om Joodse kinderen in veiligheid te brengen. Ze smokkelt in nog geen jaar tijd tussen de 100 en 150 kinderen van Amsterdam naar Friesland. Pas een paar jaar geleden is ontdekt hoe belangrijk haar rol was bij de reddingsacties. In 2019 is haar postuum de Yad Vashem onderscheiding toegekend.

1912

Krijn van den Helm

Als de smokkel op volle toeren draait, wordt ook de Doopsgezinde gemeente van Leeuwarden ingeschakeld voor voor de onderduikhulp. De spil in dit netwerk is de jonge Krijn van den Helm. Krijn is een durfal en zal op zijn beurt samen met Esmée van Eeghen in Leeuwarden en de kop van Friesland naar schatting zo’n 100 kinderen een onderduikadres bezorgen.

De route

De kinderen bereiken Friesland via drie smokkellijnen. Onder begeleiding van studentes reizen ze van Amsterdam via Enkhuizen met de boot naar Stavoren. Of de tocht gaat met de veerdienst (Lemmerboot) van Amsterdam naar Lemmer. Of over het veel gevaarlijker spoor via Utrecht en Zwolle. Eenmaal in Friesland wordt het kindje soms eerst geblondeerd voordat de reis verder gaat. Een poosje later ontstaan er ook smokkelroutes naar Limburg en Overijssel. In veel gevallen wordt in Amsterdam vanaf die tijd al een scheiding aangebracht. De Joodse kinderen met een donker uiterlijk gaan vaak naar Limburg omdat ze minder opvallen tussen de zuiderlingen. Door de onderduikhelpers worden ze aangeduid met het codewoord koffiesurrogaat. De blonde kinderen oftewel theesurrogaat passen beter in Friesland en Overijssel.