Evalina Stad

Evalina Stad werd in mei 1943 als baby door een tweetal studentes als een klein pakketje afgeleverd bij de pastorie van de Remonstrants-Doopsgezinde Gemeente in Dokkum. Daar werd ze liefdevol opgevangen door de predikante Agniet Frevel en haar vriendin Fem Steenbergen. Vele bedreigde Joodse kinderen kregen daar een veilig tijdelijk opvanghuis.

De naam van het meisje was onbekend, net als haar leeftijd. De twee vrouwen besloten dat ze bij hun zou blijven. Ze gaven haar de onderduiknaam Doortje Mulder. De een werd tante (Agniet) en de andere mam (Fem). Dat bleven ze hun leven lang en tot ze trouwde bleef Evalina bij hun wonen. In geval van huiszoekingen door de Duitsers werd ze in het kolenhok verstopt of bij een tante met een grote zolder ondergebracht. Er waren nog twee oudere meisjes, half-joods, met een soort vluchtelingenstatus. Alle drie werden ze door de dames als hun eigen kinderen beschouwd.

Na de bevrijding verscheen onverwachts een tante die de oorlog had overleefd. Zij kende Doortjes echte naam en leeftijd. Van haar hoorden ze ook dat weinigen van de familie waren overgebleven. Evalina’s ouders hebben de oorlog ook niet overleefd, zij zijn vermoord in Sobibor en Mauthausen.

Pas op latere leeftijd, toen ze al getrouwd was en kinderen kreeg, werd Evalina zich ervan bewust wat een impact de oorlog op haar en haar familie had gehad. Ze kreeg contact met een groep mensen die elkaar en anderen hielpen de ellendige herinneringen en spoken van de oorlog te verdrijven. Ook werd ze vrijwilligster voor Herinneringscentrum Westerbork om als gastspreekster op scholen aan leerlingen te vertellen over haar leven in een tijd waarin vrijheid niet vanzelfsprekend was.

‹ Ga terug...