Vlak na haar tweede verjaardag, op 5 december 1943, kwam Katja in Leeuwarden terecht in het gezin van Gerard en Grietje Molewijk. Ze was op dat moment al enkele maanden onder de hoede van het verzet, maar hoe haar reis precies verliep, is tot op de dag van vandaag onduidelijk.
Haar eerste onderduikadres was bij de niet-Joodse buren van haar ouders, die haar daar onderbrachten nadat ze een oproep hadden gekregen om zich te melden bij de Hollandse Schouwburg, waar alle Joden werden verzameld voor deportatie naar de vernietigingskampen. Toen de buren niet meer voor Katja konden zorgen, brachten zij haar naar de crèche waar alle Joodse kinderen moesten wachten op het transport naar Westerbork. Daar is zij tussen mei 1943 en september 1943 door de Amsterdamse Studenten Groep (ASG) vandaan gesmokkeld.
Bij Gerard, Grietje en hun twee zonen, zou zij uiteindelijk veertien jaar blijven. Haar beide ouders werden om het leven gebracht in Sobibor. Lang heeft Katja met de vraag geworsteld wie ze was, omdat er helemaal geen foto’s van haar ouders waren en ook niet van andere familieleden. ,,Maar toen ik jaren later in bezit kwam van het trouwboekje van mijn ouders, werd ik al iets zekerder van mijn identiteit. Toen er nog vele jaren later een schoolfoto van mijn moeder bleek te zijn, was ik helemaal overtuigd. Ik leek namelijk erg veel op mijn moeder.”
De foto van Katja op deze pagina heeft ook nog een bijzondere betekenis. Het werd genomen vlak na de oorlog en opgehangen bij de commissie voor Oorlogspleegkinderen (OPK) teneinde familieleden op te sporen. Hier herkende een oom zijn nichtje Katja en het contact werd hersteld. Maar uiteindelijk werd besloten haar in Leeuwarden te laten opgroeien.
In 1996 kregen haar pleegouders postuum de Yad Vashem onderscheiding. Met de kinderen en kleinkinderen van Gerard en Grietje heeft Katja tot op de dag van vandaag nog contact.
‹ Ga terug...